Christus vraagt ons om een waar geloof
Overbrug toch de diepe kloof
En houdt u voor Zijn stem niet doof
&****&
Behandel mensen zoals je wilt dat ze jou ook doen
Wees niet kwaad op je vijand, dus geen wraak, maar verzoen
Wees nederig, niet hooghartig en loop niet naast je schoen
&****&
Wees een voorbeeld voor elk
Dan drink je strakjes wijn, welk
Komt uit een hemelse kelk
&****&
Prijs God elke dag
Toon een blijde lach
Schep moed, echt dat mag
&****&
Aanvaard Gods geschenk
Beantwoord Zijn wenk
Dus bid en gedenk
&****&
Is dit erg? Ja, dit is erg. Wat is dat toch met die christenen dat ze hun blijheid over dat bloederige mensenoffer dat hun god eiste, zo buitengewoon kitscherig verwoorden?
Hun religie, kort samengevat neerkomend op “Toch maar liever Hij dan ik” kent maar weinig dichters die het een beetje gevoelvol vertolken.
Ook Christina R Jussaune vind ik persoonlijk geen meeslepend voorbeeld met haar spirituele versvorm, speciaal bedacht op 3 oktober 2006 ter nagedachtenis van haar moeder en er zit copyright op, zegt haar bundel My walk with Jesus (Publishamerica 2007).
Ze heeft met dat boek zelfs een prijs gewonnen, de 'Christianstoryteller Award' , zo diep kunnen die christenen zinken.
Van dat copyright trekken wij ons geen donder aan. Dat kruis is al vaker gedaan en dat aaabbb is niet echt origineel.
Het voorbeeld hierboven is een getrouwe weergave van wat je in haar bundel aantreft en er zijn een paar regels.
Zo moeten de strofen een kruis vormen en het moet rijmen en wel aaa bbb ccc ddd eee, een niet onmogelijke opgave voor de meesten. Van metrum hoef je je niks aan te trekken; je moet de lettergrepen tellen, een onzinnige gewoonte die niets toevoegt en in het Nederlandse taalgebied dan ook alleen is toegepast door Joost Zwagerman in dingen die hij abusievelijk voor sonnetten houdt. (Je vindt die gewoonte vaker bij Angelsaksische dichters die het overgenomen hebben van Keltische versvormen, in welke taal het wel een effect had).
Let dus goed op en vertel je niet:
strofe 1: 8 lettergrepen
Strofe 2: 14 lettergrepen
Strofe 3: 7 lettergrepen
Strofe 4 en 5: 5 lettergrepen
O ja; het is niet de bedoeling ons te overstelpen met die dingen, al willen we een geslaagd voorbeeld best plaatsen. En wij bepalen wat onder 'geslaagd' verstaan moet worden.
Op 27 april meldden we de vondst van een onbekend lied van Drs. P, geschreven in 1968 voor de vorig jaar overleden Lia Dorana. John Knap, die voor de erven haar archief beheert en delen te koop aanbiedt ten bate van een klein theater (zie voor bijzonderheden het archief van 27 april) vond nog meer teksten van de doctorandus, waarvan een aantal onbekende. Het vrije vers heeft de hand gelegd op deze bijzondere vondsten en zal ze de komende tijd met je delen.
Als eerste een aantal nagezonden 'facultatieve coupletten' bij het lied 'Het Zeewezen', waarover we vorige keer vertelden. Voor de tekst verwijzen we naar het archief.
Pijnlijke ingreep? Ja
Maar wel noodzakelijk
Steeds die eenzelvigheid...
Nu kan ik méér
Want ik ben fijn niet meer
Dubbelgeslachtelijk
En sta nu open
Voor iedere heer
Ik wacht tot mijn vriendin weer bij mij op de stoep zal staan
Het was nog middag toen wij zwijgend in de kamer stonden
Ik lig in bed, ik lees een strip, mijn leeslamp die staat aan
Ik tel al sinds het twaalf uur is geworden de seconden
Ze vroeg me, is er iets, ik zei, wat zou er moeten zijn dan?
en hoopte dat zij zeggen zou wat ik niet had gezegd
Ze lachte en ik lachte terug, daar had het alle schijn van,
Ze wierp me nog een handkus toe, ik dacht: ze meent het echt
Ze duwt me van zich af wanneer de wereld aan haar trekt
en houdt me vast zodra diezelfde wereld haar laat vallen
Ik doe precies hetzelfde, alles aan ons huisje lekt
Een lijden lijd je nooit alleen, je deelt het met z'n allen
Ze heeft me net gebeld, ze neemt vannacht de laatste trein
Ik antwoord alsof ik gezond heb tussen zonnebloemen
Mijn god, wat ga ik ver om niet alleen te hoeven zijn,
Of is dat wat de mensen, als het goed gaat, liefde noemen?
Nee, liefde is een dier, onzichtbaar groeiend langs een meetlat,
En pas als het volgroeid is toont het zich als leeuw of schaap
We moeten praten, zou ik moeten zeggen, maar ik weet dat
als zij in bed kruipt en me kust, ik doe alsof ik slaap
Pochende kereltjes!
Wij kunnen zonder dat
Al zijn wij uiteraard
Ook niet van steen
In de gezellige
Hermafrodietenclub
Komen wij graag
Doehetzelvend bijeen
Leuk hoor, zo'n reukorgaan
Ik ben dus Herakles
Ik sta bekend
Om mijn roemrijk geslacht
Zelfs na de beet van die
Peloponnesoshond
Weegt hij nog altijd
Een kilo of acht
Ja, ik ben goddelijk –
Wil ook gezien worden
Maar dát deel tonen
Is wat ik niet durf
Wees daarom niet al te
Kijkgenothebberig:
Vestig tevreden
Je blik op mijn slurf
"Zie deze dieren eens!
Hoe paradijselijk!
Coëxisterend
Is heel de natuur!"
"Knap! Maar jouw truc met dat
Piemelverhullende
Struikgewas wordt
Wel wat saai op de duur"
De laatste sloten zijn nu afgesloten
De laatste kruiers worden weggekruid
De bruiden hebben het voorgoed verbruid
De mooiste stoten worden uitgestoten
Geen bond geniet nog van zijn bondgenoten
Besluiteloos viel ook het laatst besluit
De laatste luizen zijn er ingeluisd
Geen gade slaat zichzelf nog stiekem gade
Verguizers worden nergens meer verguisd
Verraders hebben ook zichzelf verraden
Geen dader die nog stilstaat bij zijn daden
En de verhuizers zijn voorgoed verhuisd
Hoe mijn luchtballon
In de ochtendzon
Dansend opstijgt in de lucht!
En onaangelijnd
Als een stip verdwijnt
En het wereldleed ontvlucht
Maar ook hij vindt zo
Straks zijn Waterloo
Wat dit kort verhaal ons leert:
Na een week ligt hij
In een stille wei
Leeggelopen en verteerd
Alweer een versvorm van Jan Turner, genoemd naar de Franse leeuwerik, vanwege het melodieuze van de vorm en ook omdat alouette in het Frans voor een - meestal gezamenlijk gezongen - kinderlied staat.
Uitermate geschikt voor kinderpoëzie en liedjes inderdaad, vanwege de korte regels die je zo vaak in die dingen tegenkomt, maar niet noodzakelijk alleen daarvoor.
Het (mannelijk) rijmschema is aabccb en het metrum bestaat uit trocheeën (3,3,4,3,3,4) waarbij de hoofdklemtoon bij voorkeur op de derde lettergreep valt.
Hier een zeldzame geluidsopname uit 1984 - van magere kwaliteit - van het destijds befaamde Trio Ketelbink tijdens een optreden in eetcafé Grut in Nijmegen.
Ze zingen hier het bekende lied Ketelbinkie, gevolgd door de Ketelbinkie Blues.
De opmerkzame luisteraar zal uit de eerste gezongen regel van het trio (bestaande uit Wilbert Friederichs, piano en zang, Jaap van den Born, zang en Johnny Rahaket, viool) opmaken dat ze geen echte zeerotten zijn.
Michiel is zacht gezegd
Romantisch aangelegd
Zo schrijft Michiel gedichten en zo houdt hij van klassiek
De schrijvers die hij leest
Zijn er allang geweest
En heel zijn meubilering is antiek
Het leven dat hij leidt
Is ver van voor zijn tijd
Want hoe men tegenwoordig leeft, dat spreekt hem niet zo aan
En dat is heus niet slecht
Dat is Michiels goed recht
Maar hij begint een beetje door te slaan
De kleren die hij draagt
Zijn meer en meer gewaagd
Vaak draagt hij ribfluweel en zelfs zo’n componistenpruik
En schrijft Michiel iets neer
Dan gaat dan met een veer
En - logisch - met archaïsch taalgebruik
Ook heeft Michiel spontaan
Zijn Snoek pas weggedaan
Steeds minder voelde hij zich met die Citroën verwant
Michiel vond toch een paard
Meer passen bij zijn aard
En zo loopt alles steeds meer uit de hand
Wie loopt er nou vandaag
Nog met een lubbenkraag?
Pas heeft hij zijn piano ingeruild voor een spinet
Zijn Fender ging eruit
Dat werd een oude luit
Ook rookt hij pijp in plaats van sigaret
Je moest hem eens zien gaan
Met frak en kniebroek aan
’t Is om je te bescheuren, en het klinkt misschien wat cru
Maar hij loopt ongeveer
Al bijna evenzeer
Voor lul als al die jongeren van nu
Uit: De avond is nog jong (UNIT Academie, Nijmegen)
Ik word verwelkomd door het woud
En door de bladerdos
Valt zonlicht als gefilterd goud
Zacht op het vochtig mos
Een vogel zingt vol overmoed
Hij brengt mijn ziel een blijde groet
Een vogel zingt
Een vogel zingt
En baadt zich in de zonnegloed
Ik word verwelkomd door het woud:
Het hoge bladerdak
Het wenken van het warme hout
Het buigen van een tak
Zij noden mij: ‘Verwijl en rust’
Ik word door droppels dauw gekust
Zij noden mij
Zij noden mij
Ik word door hen in slaap gesust
Ik word verwelkomd door het woud
Dat mij een bed bereidt
En voor mijn ogen openvouwt
Wijd ligt het uitgespreid
Hier rust ik uit van dood en doem
Ik sluimer weg met bijgezoem
Hier rust ik uit
Hier rust ik uit
Van Vrijeverzendichtersroem
Op het forum was dinsdag al een voorbeeld te zien van F. Woortmeyer en hier zie je hoe zo’n ding in elkaar steekt.
Het Trijaans refrein is weer een vinding van Jan Turner en het bestaat uit drie strofen van 9 regels.
De eerste regel van elke strofe is gelijk en om misverstanden te voorkomen luidt dit in de beschrijving aldus: “Regel 1 is gelijk in alle drie de strofen, hoewel een variatie van de vorm er uit bestaat dezelfde regel niet te herhalen in het begin van elke strofe. Met andere woorden, het begin van elke strofe kan verschillend zijn”.
Kijk, dat is duidelijke taal, daar houden wij van.
De eerste vier lettergrepen van regel 5 van elke strofe worden herhaald als dubbel refrein in regels 7 en 8.
Het rijmschema is ababccdec
Verwarrend is dat eerst gesproken wordt van lettergrepen en daarna van woorden voor de refreinregel.
Ik heb maar lettergrepen aangehouden.
Ook voor het metrum wordt gesproken over lettergrepen, waar uit de voorbeelden blijkt dat jamben worden gebruikt met uitsluitend mannelijk rijm.
Uitgaande van het aantal jamben is het metrum 4/3/4/3/4/4/2/2/4
Als ik terugdenk aan de tijd
dat ik, een vlotte vrije meid,
genoeg kreeg van de eenzaamheid,
dan heb ik spijt! Dan heb ik spijt!
Ik luisterde naar een vriendin.
Zij voelde zich een koningin
in eigen keuken en gezin.
Ik stonk erin! Ik stonk erin!
Er kwamen mannen op mijn pad
met wie ik liep of sliep of at
tot ik hem vond, mijn eigen schat:
het werd een L.A.T.! Het werd een L.A.T.!
Dat bracht veel schema’s met zich mee
Hij hield van koffie, ik van thee.
Toen kon ik nog terug, maar nee:
Ik werd gedwee! Ik werd gedwee!
Ik raak gewend dat wordt gesnauwd
dat hij mij wèl mooi onderhoudt
en zelf ons nestje heeft gebouwd.
Wat ging er fout? Wat ging er fout?
Relaties zijn een goocheltoer.
Mijn zus viel op zijn oudste broer.
Ik vroeg nog hoe zij het ervoer.
Zij vond hem stoer! Zij vond hem stoer!
Daar heb ik nooit iets van gesnapt;
alleen al hoe hij was gekapt:
Totaal verknipt! Maar aangepapt
en toegehapt! En toegehapt!
Mijn leven is een poppenkast
Gevieren wordt geklaverjast
gelinedanced, stiekem soms betast
Nu zit ik vast! Nu zit ik vast!
Ik zwoer hem trouw tot in de dood
niet wetend wat het leven bood.
Toen leek die eed mij niet te groot…
Gewetensnood! Gewetensnood!