"Zeg maar Eugène, mijn zoon"
(Hij is een zielenpoot:
Homo en pastor
En vriend van de jeugd
Hij is een treurige
Eucharistiekemerd
Die zich in misbruik
En ontucht verheugt)
Het is weer eens zover, geheel niet tot onze verbazing heeft een van onder medewerkers weer eens een belangrijke poeziewedstrijd gewonnen. Arjan Keene was zelfs zo bescheiden ons niet te melden dat hij de Zwarte maandag poeziewedstrijd van De contrabas heeft gewonnen en uw gehele redactie was op een lekker welverdiend relax-welnessweekendje (waar onze oudste redacteur nog met zijn navelpiering in het doucheputje vast kwam te zitten, waarover later meer, waarschijnlijk in een e-boek) Vandaar dat wij dit nieuws pas enkele dagen na de bekendmaking bekendmaken. We vinden zijn gedicht schitterend, prachtig, mooi en fenominabel. Wel lijkt het ons aardig dat hij een aantal van de gewonnen boekenbonnen investeert in Jaap Bakkers Rijmwoordenboek.
Hier het facsimile van het handschrift van Piet Paaltjens (F. Haverschmidt) met een minder bekend gedicht uit 1849, een onafgemaakt sonnet: Aan Janus Sand.
Het lijkt de redactie een aardige uitdaging ( we vragen ons wel eens af: hoe kómen we er toch op!) dit sonnet af te maken na al die jaren.
Hier de tekst:
Naauw groet de morgenzon de garentwijnderijen
En zijfabrieken van het tierig Elberfeld,
Of, geel van minnepijn aan ‘t eenzaam dons ontsneld
Zit aan der Wupper boord Louise om Sand to schreijen.
En naauwlijks werpt de maan haar bleeke straal o Leijen,
Of Janus Sand laat, door het foltrendst wee gekneld
Een breeden tranenstroom met toomeloos geweld
Om zijn Louise langs de holle kaken glijen.
Weerhoudt die tranen niet, o wreedgescheiden paar
Zij zijn de zoetste troost, die u op aarde bleef,
Sinds de arm der politie u van elkander dreef!
Welligt ...............................................................….....
.....................................................................................
......................................................................................
Let er wel op dat in de laatste afgemaakte regel niet 'politic' maar 'politie' staat; laat je niet van de wijs brengen door websites waar dat anders staat.
Ach, waren alle mensen wijs,
Met een kunstminnend hart,
Dan won K. Bruning elke prijs
En had de dood getart.
Het mensdom was er niet aan toe.
Zij won die prijzen niet
En K., het zinloos wachten moe,
Verkwijnde van verdriet.
Wij staan beteuterd rond haar zerk.
Wij leerden onze les.
Nu prijzen wij in koor het werk
Van deze dichteres.
“Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten
Voor de bevestiging van een bestaan?”
Dat dichters dit soort vragen aan ons richten
Gebeurt wel meer. De lezer went eraan.
De dichter vreest, dat men hem zal betichten
Van zelfgenoegzaamheid en eigenwaan
En hoopt, in stilte met zijn roem begaan
De lezer voor zijn deemoed te doen zwichten.
Maar deze zegt: ”Jouw oeuvre boeit niet zo -
Het is een treurig en gebrekkig klad.
Leg neer die pen! Ik heb het al gehad.
Wou jij naast Dante, Poe, Rimbaud?
Genoeg! Verdwijn maar, met je stuk of wat
Jou siert uitsluitend het incognito.”
Leve het kalibad
Vérgaande oplossing
Lichaam gesmolten in
Bijna één dag
Kom maar eens zien in het
Resomatorium
Wat al zo’n badkuip vol
Afbijt vermag
(Met dank aan Arjan Keene)
"Vues"; mooi verdwenen woord.
Wie dikwijls vues had was de oude Lehman:
Jan wil zijn leven met een man gaan delen,
maar stiekem. Nou, daar heb ik voor gepast.
Ik weiger langer poppenkast te spelen.
Wanneer we samen roepen, lukt het vast:
Jan Klaassen, alsjeblieft, kom uit de kast!
als ik doodga, beste mensen
is er een ding nog te wensen
eer mij in een kist te jensen
wil ik liever nog in bad
want dat is te langen leste
voor het ziek milieu het beste
zoals blijkt uit vele testen
die ik in mijn handen had
ja, ik laat me resomeren
in een uurtje zonder kleren
mooi tot op het bot verteren
in een bak vol hete loog
eerst zal men de kali stoken
tot de soep begint te roken
dan: het vlees valt van m'n knoken
hier een vinger, daar een oog
nu zal al het vlees verrotten
restloos zonder overschotten
over blijven slechts wat botten
kijk daar zwemt een halve hand
ja tenslotte wordt vermalen
bot, prothesematerialen
nog wat zwaardere metalen
en een brokje gouden tand
resomeren is je ware
ik begin alvast te sparen
trek me niets aan van de mare
dat mijn ziel niet goed verhuist
op de oordeelsdag zal blijken
dat ik net als allerlijken
naar de witte troon zal kijken...
ben ik er mooi ingeluisd
De dichter Bloem na een doorwaakte nacht
Pecunia
Denkend aan mijn geld kan ik niet slapen
En niet slapend denk ik aan mijn geld
Het vliet, gelijk het vlood, net nageteld
En de florijn is tot de euroflop herschapen
Hoe onwaarachtig klinkt het schriel ‘te wapen’
Der sjacherkliek, die vet en welgesteld
De bloedstroom van de beurs heeft afgekneld
Die de grijsaards uitknijpt met de knapen
Evenals een vrouw, die al haar centen gaf
Sparen moet - al kan ze dan niet sparen
Want de schuld is groeiende in haar knip –
Zit ieder wezen op de euro-wip
En het voorbestemde doel van het vergaren
Is niet minder dan het financiële graf
Vandaag is het precies 45 jaar geleden dat de dichter J.C. Bloem overleed en dat gedenken we natuurlijk. En hoe kan dat beter dan met een combinatie van zijn beroemdste gedicht en de Zwartemaandagpoëziecompetitiedeelnameuitnodigingmededeling van de Contrabas?
Geachte dames, heren, thans bijeen
Met koffie en gebak heet ik u allen
Zeer welkom op het feest van Rad ter Been
De Subcommissie Veiligheid & Stallen
Vraagt integraal doch consequent beleid
Ook is de secretaris ons ontvallen
Waardering voor de Stuurgroep Zwenkbaarheid
Doch niet voor hondendrollenincidenten
Voorts lijkt de stoep met gaten geplaveid
De winter bracht, naast vele kluunmomenten
Jet Strooigoed een gebroken onderstel
Van menig lid bleek hun laveertalenten
Nog altijd sluit de liftdeur veel te snel
Toegankelijkheid blijft ons zorgen baren
Want ook het nieuwe tuinpad is een hel
Dat heeft Corneel 't Spaack weer eens ervaren
Die uitgleed door een half verzakte steen
En zo dus voor een rolstoel mag gaan sparen
Doch nu muziek: geen Bløf of Rowwen Hèze
Maar wel Rieus... Rollatorpolonaise!
Dominorijm met Troubadourzangenvoi
Als zeepiraat werd hij niet overklast
In kaperkringen werd zijn naam geroemd
Zijn fiere, drieste onverschrokkenheid
Deed boezems zwoegen, harten sneller slaan
Had ik ook al zijn wrede lach genoemd
Die als een afscheid in de oren klonk
Bij het geblinddoekt stappen van de plank?
(Zo raakte je je tegenstander kwijt
Die goed verpakt snel naar de bodem zonk:
Een grappig tijdverdrijf en ook niet duur)
Het rolde als een donder uit zijn mond
Een donkere, onaangename klank
Maar goed, hij had wél een erg fraai postuur
Dat meestal toefde bij de grote mast
Die was door houtworm langzaam aangedaan
En viel; hij raakte dodelijk gewond
Zo kwam abrupt een eind aan een bestaan
Dat enkel even in dit vers bestond
Bob Newman bedacht het dominorijm waarin de regels 2 en 3 van een eerste vierregelige strofe rijmde op regel 1 en 4 van de volgende enzovoort (abcd befc eghf enz.) . Het idee was te rijmen zonder dat de lezer dit bewust oppikte omdat de afstand te groot was, zodat het zeer onnadrukkelijk aanwezig was. Binnen de strofen wordt niet gerijmd. (Wij kennen dit ook in het door Drs. P bedachte elftal: abc bcd cda ee )
Dit procédé is ook bekend als rimas dissolutas, of coblas unissontantis in de Provençaalse troubadourzang, dat bestaat uit een onbepaald aantal vierregelige strofen, allemaal met dezelfde rijmklanken abcd abcd abcd enzovoort, afgesloten met een envoi cd.
In het voorbeeld heb ik beide gecombineerd, zoals je ziet.
Zover ik weet zijn dit de enige vormen waarbij niet gerijmd wordt binnen de strofe, waarbij het elftal het voor mij wint, doordat het eleganter is dan de wat loggere concurrentie en het nadrukkelijk wel rijmende slotdistichon dat daardoor aan zeggingskracht wint. Ook vraagt het iets meer van de maker, al is het maken van een troubadourzang van pak ‘m beet 430 strofen met dezelfde rijmklanken ook wel een uitdaging. Voor wie zin heeft: troubadours hielden vroeger een tenson of tenzon waarbij ze een competitie aangingen in het maken van die dingen.
Dat er al bijna honderd jaar geleden nagedacht werd over de automatisering toont dit gedicht van Willem van Reymerswael (pseudoniem van W.J. van Balen) uit ongeveer 1920. De in de zeventiger jaren populaire filosoof Marcuse dacht dat in de toekomst (nu dus) computers en robots het werk over zouden nemen en wij dan tijd hadden voor leuke dingen. Nu is het zover en proberen ze iedereen aan het werk te krijgen.
Naar J. A. Dèr Mouw, zelfde titel
Wie ziet niet soms zich liggen in de kist
verlicht door eng’lenschijnsel van omhoog
een gouden poort leidt naar de hemelboog
de ijle lucht wijkt onder ‘t alziend oog
zacht klinkt het snarenspel van een harpist.
Wie ziet niet soms zich liggen in de kist
voorop gaat reeds, gekleed in bef en toog
de dominee, zijn preekje kort en droog
bekenden staan daarrond als bermtoerist.
Wie ziet niet soms zich liggen in de kist
juist vrijgegeven door een patholoog
in handen van een erfrecht-fiscalist.
Ik zucht eens diep, het angstzweet wordt gewist.
Wie ziet niet soms zich liggen in de kist.